Dit is het volledige verslag van de zitting die op 31 juli 2025 plaatsvond bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in Den Haag. Het verslag geeft een zo nauwkeurig mogelijk beeld van het verloop van deze dag.

De zitting begon om 09:30 uur.
Stichting AAP als belanghebbende
Aan het begin van de zitting bogen de rechters zich onder andere over de vraag of Stichting AAP als derde belanghebbende mocht optreden. We bemerkten dat één van hen hier kritisch tegenover stond.
Het tegenrapport Animalia
De vertegenwoordiger van de minister betoogde om het tegenrapport van Animalia buiten beschouwing te laten, onder verwijzing naar de stelling dat enkele maanden nodig zouden zijn om het document adequaat te kunnen bestuderen.
Vlak na een korte schorsing is besloten dat het tegenrapport wel meegenomen gaat worden. Een grote winst voor ons! De minister heeft om 3 maanden de tijd gevraagd om het rapport te bestuderen. Op basis hiervan achten we het echter onwaarschijnlijk dat er een einduitspraak te verwachten is op deze dag.
Algemeen verbindend voorschrift of concretiserend besluit
Vervolgens werd de kwalificatie van de onderhavige lijst besproken: moet deze worden gezien als een algemeen verbindend voorschrift of als een concretiserend besluit?
De advocate van Dibevo voerde een krachtig verweer tegen de suggestie dat CBb niet bevoegd zou zijn. Volgens de Wet dieren is het CBb de enige beroepsrechter, en de in die wet genoemde uitzondering doet zich in deze zaak niet voor. We merkten hierbij op dat de vertegenwoordiger van de minister niet over de benodigde parate kennis beschikte om op alle punten inhoudelijk te reageren.
Indeling diersoorten
Vervolgens kwam de indeling van diersoorten aan de orde die als volgt ingedeeld zijn:
(1) soorten die op de huidige lijst staan;
(2) soorten die wel beoordeeld zijn maar niet (meer) op de lijst voorkomen—onderverdeeld in (A) eerder wél, nu niet en (B) nooit op een lijst; en
(3) nog niet beoordeelde soorten.
Ons standpunt was dat dit geld voor houders van dieren die voorkomen in categorie 1, 2 en 3, met de kanttekening dat het CBb voor de nog niet beoordeelde soorten (categorie 3) uitsluitend kan constateren: “foei, beoordeel ze alsnog”.
Stichting AAP meent dat alleen houders van de soorten uit categorie 1 als belanghebbenden mogen optreden.
Totstandkoming beoordelingssysteem
De zitting ging verder met de vraag hoe het beoordelingssysteem tot stand is gekomen, en wat de juridische status is van de adviezen van het Adviescollege.
Ons standpunt was dat de adviezen van het Adviescollege de motivering vormen van het besluit.
Stichting AAP stelde daarentegen dat dit soort adviezen er “gewoonlijk” bij horen maar niet doorslaggevend zijn, en bagatelliseerde daarmee de rol van het rapport.
De advocate van Dibevo wees erop dat in het besluit zelf uitdrukkelijk staat dat het gebaseerd is op het advies, waarmee Stichting AAP’s stelling feitelijk onderuit ging.
Onze advocate reageerde scherp: Als het advies er volgens de minister niet toe doet, dan is de motivering van het besluit dus nog dunner (dank voor dit inkoppertje).
Na enige discussie erkende de vertegenwoordiger van de minister uiteindelijk dat het besluit wel degelijk is gebaseerd op het advies van het Adviescollege.
Deskundigheid, onafhankelijkheid en unanimiteit commissieleden Adviescollege
Vervolgens stelde de rechter kritische vragen over de deskundigheid van de commissieleden van het Adviescollege.
Op de vraag “hoe heeft de minister de deskundigheid vastgesteld?” kwam geen inhoudelijk antwoord.
Onze advocate wees terecht op het probleem: “Als de minister het zelf al niet weet, hoe moeten wij het dan kunnen controleren?”
Marcel Smits nam vervolgens het woord over het onderwerp domesticatie. Hij onderzocht of de deskundigen aantoonbare expertise hebben op dat vlak.
Aldus Smits is dit niet het geval: Er zijn geen publicaties over domesticatie van hun hand gevonden. Hij maakte dit duidelijk met een treffende analogie van zijn zoon, die als kamelenmelker liever een piloot in de cockpit ziet dan iemand die al 20 jaar niet gevlogen heeft – of een vrachtwagenchauffeur.
Op de vraag van de rechter aan de vertegenwoordiger van de minister: “Hoe weet u dat ze deskundig zijn?” bleef een overtuigend antwoord uit.
Hierop kwam de voorzitter van het Adviescollege, de heer Staman, aan het woord.
Hij deed simpelweg af met de melding dat er bijzonder veel expertise aanwezig was bij de commissieleden en hun CV’s erg mooi zijn. Hij benadrukte meermaals dat hij en zijn commissie “onafhankelijk” zijn – opvallend vaak. Aldus Staman beschikt het college over veel praktische en wetenschappelijke kennis en is er “strenge redenering” toegepast. Bij onderwerpen buiten hun expertise werd externe hulp ingeschakeld, zoals bij tandheelkunde. Hij ziet in heronderzoek een bevestiging van kwaliteit.
Dibevo’s advocate maakte een sterk punt: een goed CV zegt weinig over deskundigheid op het specifieke niche gebied waar het hier om draait. Bovendien is het onduidelijk welke externe partijen zijn geraadpleegd.
Frans Knapen nam afstand van hoe het college is omgegaan met zijn werk. Hij beschreef hoe zijn rapport een jaar lang bleef liggen, vervolgens werd aangepast door de WAP, en uiteindelijk pas als bijlage 6 opdook.
Wat uiteindelijk op de website van het ministerie verscheen, herkende hij absoluut niet. Hij gaf aan zich daar “mateloos aan gestoord te hebben”.
Tot slot kwam de kwestie van unanimiteit binnen het college aan bod. Volgens de leden is die bereikt door eindeloos overleg en zoeken naar een “begaanbare weg.” Staman ziet die unanimiteit als een kwaliteit. Hij bevestigde dat het college zelf wijzigingen heeft aangebracht en dat zij daartoe ook gerechtigd waren.
Daarna werd de zitting geschorst voor de lunchpauze.
Systematiek
Na de lunchpauze richtte de zitting zich op de opzet van het beoordelingssysteem.
De hoofdvraag: “Is DEZE methode voldoende?” Het ging dus niet om mogelijke alternatieven, maar om de vraag of het huidige model juridisch en inhoudelijk toereikend is.
De rechter stelde vast dat er in de beroepschriften uitgebreid kritiek is geuit op de opzet en uitvoering van de beoordeling, maar dat de overheid daar nauwelijks inhoudelijk op heeft gereageerd.
De repliek van de vertegenwoordiger van de minister hierop bleef vaag en onsamenhangend. Toen de rechter haar confronteerde met een specifiek voorbeeld – de binaire ja/nee-benadering zonder ruimte voor maatregelen – kwam hier tevens geen helder antwoord op.
Houderijmaatregelen
De discussie verschoof naar het feit dat in het huidige beoordelingskader houderijmaatregelen volledig buiten beschouwing gelaten zijn.
De rechter vroeg expliciet of dit een keuze is vanwege handhaafbaarheid. Hij suggereerde dat het juist onderdeel van de systematiek zou kunnen zijn om soorten toe te laten, als duidelijk is hoe ze veilig gehouden kunnen worden, aangezien door het schrappen van houderijmaatregelen er minder dieren kunnen worden gehouden. De rechter vroeg vervolgens waarom die dieren dan niet binnen kunnen worden gehouden.
De vertegenwoordiger van de minister stelde dat het wetenschappelijk lastig is om houderijmaatregelen te onderbouwen. Als voorbeeld werd gegeven: “Je kunt een hamster binnen houden, maar wat als iemand het raam openzet?”
Onze eigen Sebastiaan van Animalia pareerde dit meesterlijk met de opmerking dat een aanwezige leden van het Adviescollege, Marc Damen, zelf in de visitatiecommissie voor dierentuinen zit, en hier juist op controleert of dieren correct gehouden worden. Sebastiaan wees ook op het gebruik van Duitse houderijvoorschriften in handhavingszaken.
De advocate van Dibevo haakte hierop in en wees op het LICG, dat gefinancierd wordt door het ministerie en houderijadviezen geeft – ook voor soorten die nu niet meer op de lijst staan. Bovendien schrijft de wet al voor dat bij verkoop moet worden vermeld hoe een dier gehouden moet worden.
Gerrit Hofstra bekritiseerde scherp de onderliggende aanname dat mensen niets zouden kunnen: “Als je een fiets koopt en niet kunt fietsen, ga je ook op je gezicht.”
De rechter vatte de discussie vervolgens samen: “Als er houderijrichtlijnen bestaan, moeten die worden meegewogen in de risicobeoordeling.”
Hij stelde tevens de vraag of, gelet op artikel 36 VWEU (vrij verkeer van goederen), niet beter had moeten worden onderzocht of bepaalde risico’s via houdvoorwaarden konden worden ondervangen. Tevens gaf hij aan dat, als men de wet leest, daar al in staat dat een dier op een wijze moet worden gehouden dat er geen gezondheidsproblemen ontstaan.
─ ─ De tendens in de zaal bij de aanwezigen namens Animalia, is dat de rechter de vertegenwoordiger van de minister stevig aan de tand voelt, terwijl de reacties van de vertegenwoordiger warrig en onsamenhangend overkomen. Op een gegeven moment gaf de rechter, duidelijk geërgerd, aan: “Dat is allemaal geen antwoord op mijn vraag, maar die ga ik ook niet krijgen, denk ik. ─ ─
De conclusie van de discussie was dat houderijmaatregelen wellicht wel degelijk hadden moeten worden meegenomen in de beoordeling.
Stichting AAP probeerde nog tegen te werpen dat je er niet zomaar van uit mag gaan dat mensen zich aan Houderijmaatregelen houden, en noemt daarbij het jachtluipaard als voorbeeld. Waarop de rechter kort en krachtig reageert: “Je mag sowieso geen jachtluipaard houden.” Punt gemaakt.
Domesticatie
Het onderwerp verschoof naar de manier waarop in de beoordeling is omgegaan met domesticatie. De rechter opende zelf meteen met het voorbeeld van honden.
De vertegenwoordiger van de minister reageerde dat er bij honden simpelweg “meer variatie” is, maar de advocate Dibevo bracht daar terecht tegen in dat er helemaal niet is onderzocht of er binnen soorten gradaties bestaan, zoals tussen wilde en gedomesticeerde varianten.
De rechter vroeg vervolgens expliciet: “Hoe is dat nou gelopen?” “Op welk moment zijn jullie met dat domesticatie vraagstuk aan de slag gegaan?”
Onze advocate heeft duidelijk kunnen maken dat het Adviescollege het onderscheid tussen wilde en gedomesticeerde varianten niet goed heeft aangebracht, en deze feitelijk op één hoop heeft gegooid:
Het aangedragen voorbeeld hiervan was het konijn. Zowel het wilde als het tamme konijn zijn ingedeeld in risicoklasse D, maar het tamme konijn staat wél op de lijst, vanwege domesticatie. Deze redenering klopt niet. We hebben het idee dat de rechter dit inzag.
De vertegenwoordiger van de minister probeerde nog een toelichting te geven over hoe men “ergens een grens heeft moeten trekken” bij domesticatie, maar het betoog bleef vaag.
Ondertussen werd ook duidelijk dat het Adviescollege geen aantoonbare expertise heeft op het gebied van domesticatie – iets wat eerder al naar voren kwam toen men een nerts wél als gedomesticeerd aanmerkte, maar een dromedaris niet.
De zoon van de dromedaris expert (de “kamelenmelker”) herhaalde de kern van de kritiek op heldere en bijna komische wijze: Het beoordelingskader mist consistentie én kennis.
Gerrit Hofstra gaf als voorbeeld de verwilderde kat, waarmee hij aantoonde dat tamheid niet genetisch is vastgelegd. Volgens hem ontstaan de voordelen van domesticatie juist al bij de eerste stappen van het houden en selecteren van dieren.
De rechter vroeg zich vervolgens hardop af wat deze discussie eigenlijk moest opleveren en vroeg “dat we toch niet willen dat gedomesticeerde dieren van de lijst verdwijnen” en wat dan het belang was van deze discussie.
Hierop is aangegeven dat het aantoont dat de systematiek zelf niet deugt: Er moest een noodmaatregel komen, maar het fundament klopt niet.
Gerrit wees tevens op de Russische dwerghamster, die bij een eerdere beoordeling nog in de eenvoudigste risicoklasse stond, maar nu ineens als “onhoudbaar” geldt. In conclusie: waar zijn we de fout in gegaan – dat is de vraag die men zich eigenlijk had moeten stellen.
De vertegenwoordiger van de minister gaf een onduidelijk antwoord en werd zichtbaar gecorrigeerd door de rechter. De rechter maakte daarbij de indruk dat hij haar uitleg eerder als ontwijkend dan verhelderend ervoer.
Stichting AAP probeerde nog te betogen dat dit voorbeeld niets zegt over de gebrekkige systematiek, maar had daar geen overtuigend argument voor.
Tot slot wees de dromedaris wetenschapper nogmaals op onderzoek dat genetische verschillen tussen rassen bevestigt – informatie waar de overheid niets mee heeft gedaan. Zijn boodschap was duidelijk: er worden wel degelijk relevante tegenargumenten aangedragen, maar ze worden structureel genegeerd.
Voorzorgsbeginsel
Vanzelfsprekend kwam het Andibel-arrest ter sprake.
De rechter vroeg expliciet of het Adviescollege in zijn beoordeling is uitgegaan van theoretische risico’s, of van reële, wetenschappelijk onderbouwde risico’s.
Hierop volgde de constatering dat de minister zelf heeft erkend dat de mate waarin een risico zich daadwerkelijk manifesteert, niet is meegenomen in de beoordeling. Het gaat dus om een zuiver theoretisch risico.
De advocate van Dibevo maakte vervolgens het punt dat de Wagners gerbil destijds – via de systematiek van de WAP – nog wel was opgenomen op de lijst van 2015, maar nu niet meer voorkomt op de nieuwe lijst.
De vertegenwoordiger van de minister wierp tegen dat er sprake is van een andere systematiek, maar volgens de advocate van Dibevo is dit onzin.
Een lid van het Adviescollege wierp nog tegen dat dit het gevolg zou zijn van “nieuwe wetenschappelijke inzichten”.
“Flauwekul.” aldus Sebastiaan van Animalia, “Er zijn geen nieuwe publicaties”. Wat de monden deed snoeren.
De rechter vroeg ook of Nederland aan de Europese Commissie heeft gemeld dat er 280 soorten niet op de lijst staan, of dat alleen gemeld is welke soorten wel op de lijst zijn geplaatst. De overheid gaf aan dat zij alles wat zij hebben, hebben gemeld.
Er werd nog aangehaald dat deze notificatie weinig zegt. De rechter ging hierin mee maar wilde wel helder hebben wat er precies is genotificeerd.
Zoönosen
De dromedaris expert leverde hier opnieuw een treffend voorbeeld:
Dromedarissen kunnen een risico op zoönosen vormen, maar je mag ze niet importeren en ze in je binnenzak meesmokkelen wordt eveneens lastig. Deze context maakte duidelijk hoe beperkt het daadwerkelijke risico in de praktijk is.
Evenredigheid
Er werd betoogd dat de minister had kunnen afwijken van het advies van het AC en dat hij de opdracht aan het college breder had moeten formuleren. Vervolgens had hij bij zijn beslissing ook de evenredigheid moeten betrekken.
Stichting AAP probeerde in dit stadium het sentiment te beïnvloeden door te vragen of David van Gennep het woord mocht voeren. Dat mocht, maar alleen kort, aldus de rechter.
David stelde dat deze nieuwe systematiek beter is en sprak de hoop uit dat veel Nederlanders in de toekomst nog van het houden van dieren kunnen genieten, maar dan uitsluitend van ‘makkelijk te houden’ soorten.
De voorzitter van het Adviescollege voegde hieraan toe dat hij het jammer zou vinden als zijn systeem, dat volgens hem gebaseerd is op diepgaand onderzoek, straks van tafel gaat.
Handhaving
Er volgde nog een praktisch punt: er werd aan de vertegenwoordiger van de minister gevraagd of er wordt gehandhaafd zolang er nog geen uitspraak ligt.
Ze antwoordde dat er overgangsrecht is, en dat dieren zich niet mogen voortplanten of verhandeld mogen worden. Op dat laatste punt zat ze wederom inhoudelijk fout: Dieren die vóór 1 juli 2024 al in bezit zijn of zijn geboren, mogen wel degelijk worden verhandeld.
Concluderend werd namens de overheid gezegd dat er “risicogericht” wordt gehandhaafd, maar er is geen toezegging gedaan dat er in het geheel niet gehandhaafd wordt.
De rechter gaf daarop aan dat als wij het daar niet mee eens waren, we om een voorlopige voorziening zouden moeten vragen.
Niet-beoordeelde soorten
Ook dit onderwerp kwam kort aan bod en de vertegenwoordiger van de minister wist haar standpunt ook hier niet duidelijk over te brengen.
De rechter sloot het kort met de opmerking dat er over en weer juridische argumenten uitgewisseld kunnen worden, maar dat ook meedenken en burgervriendelijk handelen opties zijn die niet uit het oog verloren mogen worden.
Kleindierpark het Hertenkamp (zaak Alexander Knoth)
De rechter vroeg waarom er geen formele aanvraag ingediend is voor beoordeling van niet-beoordeelde soorten. Alexander legde uit dat dit hem 2000 Euro zou kosten (vier soorten à 500 Euro).
De rechter merkte vervolgens op dat bij de melding staat niet ‘ik verzoek u te beoordelen’. Sebastiaan van Animalia haakte hierop in, met de toelichting dat het doel van de tijdelijke vrijstelling ook was om de overheid erop te wijzen dat de betrokken soorten in Nederland al gehouden worden.
In deze zaak volgt een uitspraak op 9 september; uiterlijk zes weken daarna moet een inhoudelijk oordeel volgen.
Afronding zitting 18:00
Aan het einde van de zitting werd aangegeven dat het hof deze met opzet zo snel heeft ingepland – oorspronkelijk zou de zaak pas over zes maanden zijn behandeld. Wij waarderen dit zeer.
Eind volgende week volgt een brief van het College met daarin de te nemen vervolgstappen. Daarbij is het streven om deze zaken snel en zorgvuldig af te ronden.
Ten slotte nog een woord van waardering: we zijn onder de indruk van de voorbereiding van de rechters. Ze waren bijzonder goed ingelezen, gaven regelmatig aan waar iets al stond geschreven en vroegen enkel om aanvulling als dat nodig was. We waren hier erg van onder de indruk van.
Nawoord
Dit concludeert ons verslag van de zittingsdag over de positieflijst van 31 juli 2025.
Wij hebben er vanzelfsprekend naar gestreefd om tijdens deze lange en hactische dag alle betogen zo waarheidsgetrouw en volledig mogelijk te noteren. Na publicatie van ons liveblog op Facebook hebben we voor deze versie op onze website nog enkele nuanceringen aangebracht.
Nog een opmerkelijke toevoeging die we nog niet in ons verslag op Facebook hebben gemeld: Tijdens de zitting liet iemand van het adviescollege tussen neus en lippen door vallen dat ze al bezig zijn met de lijst voor reptielen. Opvallend, want terwijl de rechtsgeldigheid van de huidige positieflijst nog ter discussie staat, wordt er naar zeggen al gewerkt aan de volgende.
Het was een lange dag voor ons allen, maar we kijken tevreden terug op hoe wij – samen met onze fantastische advocate Janina Hamann en de andere belanghebbenden in de rechtszaal – het recht om dieren te mogen houden, onze visie op verantwoord dieren houden en de gebrekkige totstandkoming van de positieflijst krachtig hebben bepleit.