Naar aanleiding van het opiniestuk van Eva Schippers in de Volkskrant schreven wij een reactie op haar visie en op het bredere beleid achter de positieflijst.
We hebben hard gewerkt om binnen de gevraagde 700 woorden te blijven en onze reactie zo feitelijk en onderbouwd mogelijk te formuleren. We zijn dankbaar dat de Volkskrant ruimte gaf aan een tegengeluid. Omdat in de gepubliceerde versie in de Volkskrant enkele redactionele aanpassingen zijn gedaan, delen we hier voor onze achterban onze oorspronkelijke, niet-bewerkte inzending.

De positieflijst: Symptoombestrijding zonder diagnose
Eva Schippers stelt in haar opiniestuk dat de Huis- en hobbydierenlijst sinds 2024 ongekend dierenleed voorkomt. Ze schetst een nogal apocalyptisch beeld waarin TikTok-trends en impulsaankopen het dierhouderschap beheersen en presenteert de positieflijst als laatste verdedigingslinie tegen een golf van exotische dieren die nooit in huis hadden mogen belanden. Alsof de gemiddelde Nederlander op het punt staat een suikereekhoorn op de schouder te zetten tussen zoom meetings door.
Alles-of-nietsbeleid
Schippers gaat hierbij volstrekt voorbij aan het feit dat het overgrote deel van de uitgesloten soorten al jarenlang in Nederland worden gehouden zonder noemenswaardige incidenten of structurele welzijnsproblemen. De positieflijst raakt niet alleen de enkeling die denkt dat een serval een leuke huiskat is, maar vooral houders van dieren die al decennialang in Nederland voorkomen. Geen social-media trend, maar eigenaren die met toewijding en kennis voor hun dieren zorgen – van Russische dwerghamsters tot dromedarissen.
Deze groep nu over één kam scheren met impulskopers is niet alleen misplaatst, het toont ook structurele misstanden die vooral gevoed worden door losse incidenten en een herhaald narratief dat zelden kritisch wordt doorgelicht, afkomstig van organisaties zoals Stichting AAP, waar de auteur van het opiniestuk werkzaam is.
Zonder onderbouwing geen vooruitgang
Het probleem is niet dat de overheid grenzen stelt aan het houden van dieren, maar dat de positieflijst steunt op een beoordelingskader dat op cruciale punten rammelt. Soorten zijn verboden op basis van onvolledige dossiers, veronderstelde eigenschappen en selectieve literatuur. Een oorspronkelijk systeem met risicoklassen werd in stilte aangepast, zodat een uitkomst ontstond die beter paste bij het gewenste resultaat: het uitsluiten van bepaalde soorten én het toevoegen van dieren – zoals hond en kat – die volgens de oorspronkelijke methodiek niet op de lijst zouden zijn verschenen.
Wat resteert is niet het zorgvuldige, op dierenwelzijn gerichte beleid dat het had kunnen zijn, maar een selectieve en ondoorzichtige verbodslijst die haar geloofwaardigheid verloor doordat wetenschappelijke zorgvuldigheid gaandeweg werd verdrongen door de wens tot beleidsmatige eenvoud.
Misleidend beeld
Dat sommige dieren niet geschikt zijn voor beginnende houders is een legitiem punt, maar het rechtvaardigt geen algeheel verbod. Vergelijk het met autorijden: wie geen rijbewijs heeft, mag geen auto besturen. Dat betekent niet dat we auto’s verbieden.
De suggestie dat Nederlanders massaal TikTok-exoten zouden aanschaffen, houdt vooral stand bij gratie van anekdotes. In de praktijk blijkt uit cijfers, gepubliceerd door AAP en Woo-verzoeken van de overheid, dat er vrijwel geen dieren van particuliere houders worden opgevangen of in beslag genomen. Het overgrote deel van de uitgesloten soorten blijkt te worden gehouden door mensen met kennis, niet met volgersaantallen. Juist deze groep wordt nu geraakt.
Verbieden voorkomt geen leed
Schippers stelt dat “dieren die niet geboren worden, geen opvang nodig hebben”. Dat klopt, maar negeert een belangrijk ethisch punt: niet-geboren dieren kennen ook geen welzijn. Het uitbannen van een soort voorkomt alleen leed als er daadwerkelijk sprake is van wijdverbreid of onoplosbaar lijden. Daar is bij de meeste uitgesloten soorten geen bewijs voor.
Integendeel: Met verboden gaat ook de kans verloren om via duidelijke houderijvoorschriften verantwoord eigenaarschap te stimuleren. Het is dus naïef te denken dat verbod gelijkstaat aan preventie.
Kennis en controle
Nederland heeft een juridisch kader voor dierenwelzijn. Als deze regels daadwerkelijk worden toegepast, aangevuld met houderijvoorschriften, ontstaat een realistisch en werkbaar kader voor verantwoord dierhouderschap voor alle dieren.
De suggestie dat zonder deze lijst “de kraan met dierenleed weer vol open gaat” is daarom retorisch — niet feitelijk. Er bestaat geen dierenbescherming zonder ook bescherming voor de serieuze houder. Door duizenden verantwoordelijke eigenaars collectief te criminaliseren, ondergraaft dit beleid juist de samenwerking die nodig is om dierenwelzijn daadwerkelijk te verbeteren.
Conclusie
De positieflijst is geen instrument van vooruitgang, maar een juridisch wankel en gebrekkig verbodsbeleid. Niet ontworpen met oog voor nuance of dier-specifieke realiteit, maar met de politieke wens “iets te doen”.
De rechtszaak van 31 juli draait dan ook niet om het vrijgeven van ‘gevaarlijke’ dieren, maar om de fundamentele vraag of het probleem wel zo groot is als beweerd en of dit rigoureuze verbod het juiste en verantwoorde middel is.
Dierenwelzijn vereist kennis, toezicht en differentiatie – geen rigoureuze verboden die geen effect zullen sorteren. Als we dieren echt serieus nemen, verdienen ze beter dan dit.