Hoe werkt de Huis- en Hobbydierenlijst eigenlijk?

Dit is het tweede artikel in de serie: 𝗗𝗶𝗲𝗿𝗵𝗼𝘂𝗱𝗲𝗿𝗶𝗷 𝗲𝗻 𝗣𝗼𝘀𝗶𝘁𝗶𝗲𝗳𝗹𝗶𝗷𝘀𝘁. De serie is gebaseerd op het 𝗧𝗲𝗴𝗲𝗻𝗿𝗮𝗽𝗽𝗼𝗿𝘁 over de houdbaarheid van de Huis- en Hobbydierenlijst. ook wel bekend als de positieflijst. In deze serie lichten we in elk artikel een specifiek onderwerp of hoofdstuk uit het tegenrapport toe, zodat het geheel voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk wordt – ook voor wie het hele rapport (nog) niet gelezen heeft.

Sinds 1 juli 2024 geldt in Nederland de Huis- en Hobbydierenlijst, ook wel positieflijst genoemd. Op deze lijst staan de zoogdiersoorten die nog wél gehouden mogen worden. Voor de rest geldt een verbod. Van de ruim 330 soorten die in Nederland werden gehouden, zijn er nog maar zo’n 30 zijn toegestaan. Voor veel dieren, van dromedaris tot Russische dwerghamster, is het dus “einde oefening”. Bestaande dieren mogen nog wel blijven leven bij hun huidige eigenaar, maar er geldt een uitsterfbeleid: fokken of nieuwe dieren naar Nederland halen mag niet meer.

De overheid werkt ondertussen ook aan lijsten voor reptielen en vogels. Dat zorgt voor grote onzekerheid in de hele hobby- en huisdierensector: blijft er straks nog wel wat over voor onze hobby?

De voorgeschiedenis

Een eerdere poging om een positieflijst in te voeren, strandde in 2017 bij de rechter. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelde toen dat een lijst alleen mag worden ingevoerd als deze wetenschappelijk onderbouwd, onafhankelijk en zorgvuldig tot stand komt (Kamerstukken II, 2016/17, 31389, nr. 153). Transparantie en evenredigheid zijn daarbij belangrijke eisen.

Het beoordelingskader van de WAP

Om tot een lijst te komen, stelde de Wetenschappelijke Adviescommissie Positieflijst (WAP) een beoordelingskader op. Drie begrippen zijn belangrijk om dit kader te begrijpen:

  • Risicofactoren: dit zijn concrete eigenschappen van een dier die risico’s kunnen opleveren voor gezondheid, veiligheid of welzijn. Voorbeelden zijn: de noodzaak van een winterslaap, de kans op het overdragen van ziektes (zoönosen), of dat het dier is aangepast aan (ons) gematigd zeeklimaat. In totaal zijn er 17 risicofactoren geïdentificeerd.
  • Risicocategorieën: dit zijn groepen waarin de risicofactoren zijn ondergebracht. Zo vallen “het dier houdt een winter winterslaap” en “het dier is niet aangepast aan het gematigd zeeklimaat” allebei onder de categorie thermoregulatie. In totaal zijn er vijf categorieën, die verschillende thema’s beslaan zoals gezondheid van de mens, dierenwelzijn of omgevingsfactoren. De 17 risicofactoren zijn ingedeeld in vijf verschillende categorieën.
  • Risicoklassen (A t/m F): dit is de einduitkomst. Afhankelijk van hoeveel risicocategorieën van toepassing zijn, wordt een diersoort in een klasse ingedeeld.
    • Klasse A betekent: geen risicocategorieën.
    • Klasse B: Eén of meerdere risicofactoren uit één categorie zijn van toepassing
    • Klasse C: Eén of meerdere risicofactoren uit twee categorieën zijn van toepassing
    • En zo gaat het verder tot en met risicoklasse F. 
    • Een opvallend detail: als een dier een risico vormt voor de gezondheid van de mens, komt het automatisch in klasse F, ongeacht de overige factoren.

Kortom: risicocategorieën zijn de verzamelbakken van diverse gerelateerde risicofactoren, en de risicoklasse is de eindscore per diersoort die afhangt van het aantal van toepassing zijnde risicocategorieën. De klasse zou (dat is de theorie) iets moeten zeggen over de mate waarin het houden van die soort meer of minder gevaren oplevert voor mens en/of dier.

De toepassing door het Adviescollege

Met dit beoordelingskader in de hand kreeg het Adviescollege Huis- en Hobbydierenlijst (AC) de taak om alle gehouden zoogdiersoorten te beoordelen. Het AC volgde de systematiek van de WAP grotendeels, maar bracht enkele wijzigingen aan. Zo werd het begrip ‘dier is niet aangepast aan het gematigd zeeklimaat’ nogal opgerekt, en liet het de mate van gewenning aan mensen (habituatie) buiten beschouwing, maar rekende het domesticatie juist zwaar mee.

Vervolgens deelde het Adviescollege iedere soort in een risicoklasse in. Daarna adviseerde het de overheid een knip te maken tussen klasse C en D:

  • Soorten in klasse A t/m C zouden wél op de lijst komen en dus toegestaan blijven.
  • Soorten in klasse D t/m F niet meer.

Geen ruimte voor uitzonderingen

Volgens het Andibel-arrest (Europees Hof van Justitie, C-219/07) moet er bij een positieflijst altijd ruimte zijn voor uitzonderingen of ontheffingen. In Nederland blijkt die mogelijkheid er echter niet te zijn, behalve voor opvangcentra. Dat betekent in de praktijk een keihard verbod voor alle andere houders. Dit an sich is al in strijd met het recht, en bovendien zorgt het ervoor dat een zorgvuldige totstandkoming van de Huis- en Hobbydierenlijst nóg belangrijker is. Er zijn immers geen uitzonderingen mogelijk voor gespecialiseerde houders. Of die totstandkoming zo zorgvuldig is? Daar komen we in latere artikelen op terug. Kan je niet wachten? Lees het dan alvast in ons Tegenrapport.

Over dit artikel

Dit is het tweede artikel in de serie: 𝗗𝗶𝗲𝗿𝗵𝗼𝘂𝗱𝗲𝗿𝗶𝗷 𝗲𝗻 𝗣𝗼𝘀𝗶𝘁𝗶𝗲𝗳𝗹𝗶𝗷𝘀𝘁. De serie is gebaseerd op het 𝗧𝗲𝗴𝗲𝗻𝗿𝗮𝗽𝗽𝗼𝗿𝘁 over de houdbaarheid van de Huis- en Hobbydierenlijst. ook wel bekend als de positieflijst. In deze serie lichten we in elk artikel een specifiek onderwerp of hoofdstuk uit het tegenrapport toe, zodat het geheel voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk wordt – ook voor wie het hele rapport (nog) niet gelezen heeft.